‘Hé
mooie!’
Anna
knijpt in haar handremmen en met een schok komt ze tot stilstand. Die stem, ze
zou hem uit duizenden herkennen. Zoekend kijkt ze om zich heen.
‘Hier!’
Als
in slowmotion draait haar hoofd naar rechts. Zodra haar ogen hem vangen, komt
haar adem golvend omhoog. ‘Jezus, nee,’ fluistert ze.
Hij
staat op de tramhalte, een zwaaiende arm in de lucht, een lach van oor tot oor.
Aarzelend zwaait ze terug, ze moet door, dit kan nu niet. Maar Ties steekt de
straat al over, met een verend drafje komt hij op haar af. Binnen een paar tellen staat hij
blakend voor haar en drukt haar een kus op de mond. Anna deinst lachend naar
achteren.
‘Hallo
Ties.’
‘Hallo
schoonheid. Koffie, wijn, waar heb je zin in?’
‘Ik
ben op weg naar school, Charlie... Ik dacht dat jij in een of ander buitenland
zat.’
‘O,
ik ben alweer een paar maandjes hier. Ik heb de kroeg teruggekocht. Gaat
geweldig. En jij, gelukkig?’
Anna
glimlacht.
‘Ja,
nou ja, druk, Raaf ligt in het ziekenhuis, dus ik ben een beetje aan het heen
en weer sjezen.’
‘Niks
ernstigs hoop ik?’
‘Nee,
blindedarm. Maar ik moet echt gaan, sorry.’
Ze
stapt weer op haar fiets. Ties pakt haar stuur vast.
‘Ik
mis je heerlijke taarten. De vaste klanten vragen er nog steeds naar.’
‘Heel
geestig, Ties.’
‘Hoezo?
Taarten & tapas was een
goeie formule.
‘Het
was een regelrechte ramp, dat weet je best.’
Een
half jaar lang had Anna baksels naar het café gebracht. Iedere woensdag ging ze
met verse ladingen langs en kon ze alles van de week ervoor in de prullenbak
mieteren. Het had haar niet uitgemaakt, het was de prijs die ze betaalde om hem
te zien. De dekmantel voor hun geflikflooi in het drankenhok, waarvoor het café
even dicht ging en waarnaar ze soms nog hevig kan verlangen.
‘Bel
je me?’ vraagt Ties met een scheef lachje. Hij legt zijn hand tussen haar
schouders en laat die een stukje naar beneden glijden. Ze voelt het tot in haar
liezen. Nee. Het antwoord is nee. Niet weer. Nooit meer.
‘Dag
Ties,’ zegt ze, en begint te trappen. Zonder om te kijken en met rechte rug,
waarop ze de hand van Ties nog voelt en zijn ogen vermoedelijk nog gericht
zijn, rijdt ze de straat uit, de hoek om, tot ze het schoolplein nadert en ze
de moeders van iedere dag ziet staan, de juffen in de deuropening, omringd door
schreeuwende kinderen.
‘Mag
ik bij Roos spelen?’ vraagt Charlie. ‘Van de moeder van Roos mag het.’
‘Wie
is Roos?’
‘Mama!
Dat weet je toch wel. Die zoveel nagellak heeft,’ verzucht Charlie, en huppelt
weg.
‘Ik
kom je om vijf uur halen,’ roept Anna haar na.
Ze
blijft nog even staan. Dan begint ze te fietsen, weg bij het schoolplein, de
hoek om, de straat in waar ze Ties achterliet. Harder en harder trapt ze,
verdwaasd en met bonkend hart.
De
tramhalte is leeg.
Pas
als de thuiskomt ziet ze op haar telefoon dat het ziekenhuis drie keer heeft
gebeld.
Deeg:
200 gr bloem
100 gr boter
100 gr boter
½ tl zout
1 el suiker
beetje water
1 ei
Vulling:
700 gr uien in dunne,
halve ringen
150 gr gerookte
spekblokjes
250 gram gruyère en/of
emmentaler
2 eieren
250 ml. crème fraiche
paneermeel
Deeg:
Snij de boter in kleine
stukjes, doe met bloem in een kom.
Kneed het met je vingers
tot het zand lijkt. Voeg suiker, zout en water toe en kneed tot je een mooie,
gladde deegbol hebt. Laat even rusten in koelkast.
Maak ondertussen de
vulling:
Bak spekblokjes, doe ze in
een schaaltje. Laat de uien in het spekvet op laag vuur smoren tot ze zacht en
zoet zijn. Doe de spekjes erbij.
Rol nu het deeg uit in een
cirkel. Leg in een ingevette schaal. Prik met een vork gaatjes in de bodem en
bestrooi met paneermeel.
Meng eieren, crème
fraiche, kaas, zout, peper en het ui/spekmengsel
door elkaar in een kom.
Vul de taart. Bak in een voorverwarmde oven ca. 25 minuten op 210 graden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten